Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AW4008

Datum uitspraak2006-04-26
Datum gepubliceerd2006-04-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507598/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 21 december 2004 heeft de gemeenteraad van Hardenberg, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 oktober 2004, het bestemmingsplan "Baalder/Baalderveld" vastgesteld.


Uitspraak

200507598/1. Datum uitspraak: 26 april 2006 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 1.    [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], 2.    [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 21 december 2004 heeft de gemeenteraad van Hardenberg, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 oktober 2004, het bestemmingsplan "Baalder/Baalderveld" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 19 juli 2005, kenmerk RWB/2005/320, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief van 28 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 30 augustus 2005, en [appellant sub 2] bij brief van 31 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op 1 september 2005, beroep ingesteld. Bij brief van 15 december 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De gemeenteraad van Hardenberg heeft bij brief van 13 december 2005 een schriftelijke uiteenzetting gegeven omtrent de beroepen. Dit is aan de andere partijen toegezonden. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 april 2006, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Haan, ambtenaar der provincie, zijn verschenen. Voorts is gehoord de gemeenteraad van Hardenberg, vertegenwoordigd door K. Pielman, ambtenaar der gemeente. 2.    Overwegingen Overgangsrecht 2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. Toetsingskader 2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. Het standpunt van appellanten 2.3.    [appellant sub 1] stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woongebied" betreffende zijn perceel en het plandeel met de bestemming "Sportgebied" betreffende het derde en meest oostelijk gelegen voetbalveld van sportpark Baalderveld. Appellant wenst zijn vrijstaande woning tot een twee-onder-een-kapwoning te verbouwen. De bestaande bouwmogelijkheid daartoe is door de bestemming "Woongebied" in het plan ten onrechte vervallen ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan, aldus appellant. Hij wijst erop dat in andere gevallen bestaande bouwmogelijkheden zijn behouden. Ten aanzien van het voetbalveld stelt appellant dat deze de bestemming "Groenvoorzieningen" dient te krijgen, omdat het grotendeels gebruikt wordt als speelveld door de buurtkinderen en binnen 50 meter afstand van burgerwoningen ligt. Binnen deze afstand adviseert de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) geen wedstrijdvoetbalveld aan te leggen. De toegekende bestemming "Sportgebied" staat echter de aanleg van een wedstrijdvoetbalveld toe waardoor tevens het bestaande gebruik als kinderspeelplaats onredelijk wordt beperkt, aldus appellant. 2.4.    [appellant sub 2] stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Sportgebied", betreffende het bovengenoemde veld. Hij stelt dat de planvoorschriften ten onrechte niet de openbaarheid van het veld garanderen, terwijl het grotendeels gebruikt wordt als speelveld voor de buurtkinderen. Het plandeel dient volgens hem de bestemming "Groenvoorzieningen" te krijgen. Het bestreden besluit 2.5.    Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft dit goedgekeurd. Verweerder acht het redelijk dat de gemeenteraad het perceel van [appellant sub 1] heeft bestemd overeenkomstig het feitelijk gebruik en daarbij heeft overwogen dat appellant sinds achttien jaar geen gebruik heeft gemaakt van de bouwmogelijkheid in het voorheen geldende bestemmingsplan. Ten aanzien van de bedenkingen van appellanten betreffende de bestemming "Sportgebied" stelt verweerder dat deze bestemming in overeenstemming is met het huidige legale gebruik als speelveld en sportveld en dat dit gebruik kan worden voortgezet onder het plan. Daarnaast stelt verweerder dat de openbaarheid van gronden in beginsel niet in een bestemmingsplan geregeld kan worden. Vaststelling van de feiten 2.6.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens. 2.6.1.    Het plan betreft een herziening van meerdere verouderde bestemmingsplannen en is conserverend van aard. De op de plankaart voor "Woongebied" aangewezen gronden zijn ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, bestemd voor wonen. Voor het bouwen van hoofdgebouwen voor wonen geldt ingevolge het derde lid dat het aantal woningen per bouwperceel niet meer bedraagt dan het bestaande aantal. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de planvoorschriften, zijn de voor "Sportgebied" aangewezen gronden bestemd voor: a.  sportterreinen en -voorzieningen; b.  beheersvoorzieningen; c.  verkeer en verblijf; d.  openbare nutsvoorzieningen; e.  groenvoorzieningen. Op de gronden aangegeven met 'milieuzone', waaronder een gedeelte van het in geding zijnde veld, is ingevolge artikel 6, eerste lid, derde volzin, van de planvoorschriften een intensivering in bebouwing en gebruik niet toegestaan. Blijkens de plantoelichting is deze milieuzone gebaseerd op de VNG-brochure. De VNG-brochure hanteert ten aanzien van veldsport-complexen (met verlichting) een grootste afstand van 50 meter tot een rustige woonwijk. 2.6.2.    De woningen van appellanten staan aan de Hondsdraf, nabij de sportvelden van sportpark Baalderveld. Het sportpark bestaat uit drie voetbalvelden, waarvan twee aan de openbaarheid zijn onttrokken en in gebruik zijn bij voetbalvereniging Hardenberg. Het derde veld wordt in de avonduren ook gebruikt door de voetbalvereniging, maar kan volgens de plantoelichting ook door de wijkbewoners gebruikt worden. In het verleden is overeengekomen om geen hek te plaatsen rondom dit veld, omdat het sportpark het enige recreatief groen in de wijk vormt. Op deze wijze wil de gemeente de openbaarheid van het veld voor de wijk veiligstellen, aldus de plantoelichting. Op de bij de toelichting behorende functiekaart wordt het veld aangegeven als openbaar sportterrein. Het oordeel van de Afdeling 2.7.    Niet in geding is dat voor [appellant sub 1] onder het voorheen geldende plan de mogelijkheid bestond om op zijn perceel een tweede woning te bouwen. Aan een geldend bestemmingsplan kunnen echter in het algemeen geen blijvende rechten worden ontleend. De gemeenteraad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen. Voorts geeft het feitelijk gebruik van het perceel van appellant geen aanleiding voor het oordeel dat de gemeenteraad gehouden was de mogelijkheid voor de bouw van nog een woning op het perceel van [appellant sub 1] in het plan op te nemen. Tevens is de Afdeling niet gebleken van bestaande concrete bouwplannen van [appellant sub 1] voor nog een woning op zijn perceel of van overige bijzondere omstandigheden op grond waarvan een uitzondering had moeten worden gemaakt op bovengenoemd uitgangspunt. 2.7.1.    In zijn nadere stuk en ter zitting heeft [appellant sub 1] gewezen op een aantal gevallen waarin bestaande bouwmogelijkheden zijn behouden. In reactie daarop is namens de gemeenteraad verklaard dat in die gevallen sprake was van open gedeelten in het lint van woonbebouwing, waarbij het stedenbouwkundig verantwoord is ter plaatse een woning te bouwen. Een dergelijke situatie doet zich ten aanzien van het perceel van [appellant sub 1] niet voor, zodat verweerder niet gehouden was om die reden goedkeuring te onthouden aan het plandeel. 2.8.    Ten aanzien van de stelling van appellanten dat aan het derde veld van het sportterrein ten onrechte de bestemming "Sportgebied" is toegekend, overweegt de Afdeling dat deze bestemming in overeenstemming is met het huidige legale gebruik als sportveld door de voetbalvereniging. Voorts heeft de VNG-brochure slechts een indicatief karakter en is deze in beginsel bedoeld voor toepassing in nieuwe situaties. Verweerder behoefde derhalve in de omstandigheid dat delen van het veld binnen 50 meter van de nabij gelegen woningen liggen geen aanleiding te zien goedkeuring aan deze bestemming te onthouden. Daarbij is in aanmerking genomen dat het veld, gelet op de afmetingen daarvan, geschikt is voor gebruik als wedstrijdveld. De planvoorschriften sluiten het gebruik als speelveld door de buurtkinderen echter niet uit. Bovendien is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat de gemeenteraad instemt met dit gebruik en dat de wedstrijden van de voetbalvereniging grotendeels zullen plaatsvinden op het eerste en tweede veld van het sportpark. Ook is juist het standpunt van verweerder dat de openbaarheid van het veld niet kan worden geregeld in het plan. Overigens is ter zitting gebleken dat de gemeente niet voornemens is het veld aan de openbaarheid te onttrekken. 2.9.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de in geding zijnde plandelen niet in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan de in geding zijnde plandelen. De beroepen zijn ongegrond. 2.10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart de beroepen ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra    w.g. Nolles Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2006 291-516.